Column | De bruine echo

De bruine echo

Over representatie, instrumentalisatie en het gemak van een enkel gezicht

Sommige dingen besef je pas helemaal als je het terugkijkt, woord voor woord. Een fragment, een gesprek, een toon. Ik had Shashi Roopram al vaker gezien bij Nieuws van de Dag, maar deze week, op de dag dat de onafhankelijkheid van Suriname werd besproken, viel alles op zijn plaats. Niet alleen wat hij zei, maar hoe hij werd ingezet.

Het onderwerp was beladen. Vijftig jaar onafhankelijkheid. Voor veel Surinaamse Nederlanders is dat geen neutrale herdenking, maar familiegeschiedenis, verlies, vertrek, keuzes die gemaakt zijn onder druk. Het is een verhaal van boten, koffers, loyale twijfels en halve huizen. Je zou verwachten dat zo’n gesprek vraagt om nuance, om meerdere stemmen, om context.

In plaats daarvan kregen we een voorspelbaar script.

Roopram zet Suriname neer als een land dat het niet kan. De helft van de bevolking in Nederland, geen goede zorg, geen goed onderwijs, een “verziekte bestuurscultuur”. Mensen die trots zijn op onafhankelijkheid worden door hem bijna automatisch verdacht gemaakt. Als je zo veel eigenwaarde hebt, waarom woon je dan in Nederland, vraagt hij retorisch. Alsof waardigheid alleen echt is als je je mond houdt, je koffer pakt en teruggaat.

Het wordt nog schrijnender wanneer de camera even naar de Bijlmer gaat. Mensen op straat, trots, anisas, vlaggen, herinneringen. Een oudere vrouw die zegt dat ze zich Surinamer voelt, een ander die zegt dat het nog niet goed gaat, maar dat ze geloven in vooruitgang. Gewone mensen, met gewone zinnen, die proberen iets van trots te bewaren in een verhaal dat hen vaak genoeg is afgenomen.

Terug in de studio fileert Roopram hen in één beweging. Hij heeft het over “mensen die aan het staatsinfuus zitten”, in “sociale huurwoningen”, “bepaalde types”, “achterban van Sylvana Simons”, vaak “Bouterse-aanhangers”, die “nooit zelf verantwoordelijkheid nemen”. Hij maakt van een diverse gemeenschap een karikatuur: arm, afhankelijk, ondankbaar, ideologisch verdacht.

Zo worden klasse en kleur samengevoegd tot één verdacht profiel. De Surinamer in de Bijlmer wordt geen burger meer, maar een categorie. Iemand die Nederland “van alles de schuld geeft” en tegelijk profiteert. Het koloniale script wordt omgedraaid en opnieuw uitgespeeld: niet het systeem, maar de gemarginaliseerde mens is het probleem.

Aan het eind positioneert hij zichzelf als de redelijke tegenstem. Hij zegt dat hij blij is dat hij “dit geluid mag vertolken”, namens Surinamers die “denken zoals hij denkt”, maar “nooit de kans krijgen” om gehoord te worden. Alsof hij namens een zwijgende meerderheid spreekt, terwijl hij precies zegt wat het programma nodig heeft: bevestiging.

En daar zit de kern.

Dit gaat niet alleen over hem, maar over hoe hij gecast wordt. Zijn aanwezigheid wordt verkocht als diversiteit, maar hij levert precies de regressieve kijk waar het format op draait. Hij is niet uitgenodigd om het verhaal van Suriname te compliceren, maar om het te versimpelen tot een moreel oordeel: Suriname als mislukking, Nederland als reddende orde, activisten en arme Surinamers als ondankbare stoorzenders.

Dat is geen representatie.
Dat is instrumentalisatie.

Representatie zou betekenen dat je hoort hoe complex de Surinaamse geschiedenis is. Dat je meerdere generaties hoort. Dat er ruimte is voor mensen die iets zeggen over kolonialisme én over Decembermoorden, over migratie én over ongelijkheid, over diaspora én over trots. Representatie vraagt om conflict in het verhaal, maar wel een eerlijk conflict.

Wat hier gebeurt, is iets anders. Het is het inzetten van een Surinaams gezicht om een wit rechts narratief geloofwaardiger te maken. De pijn over slavernij en kolonialisme wordt weggezet als “activisme”. De mensen in de Bijlmer worden weggezet als “staatsinfuus”. De woorden herstelbetaling, waardigheid en trots worden gereduceerd tot tekenen van zwakte.

En precies daarom is deze zin zo treffend dat hij blijft hangen:
Ze willen geen Surinaamse stem, ze willen een bruine echo.

Een echo herhaalt wat er al was. Hij voegt niets toe, riskeert niets, verandert niets. In dit soort programma’s is kleur geen opening, maar camouflagemiddel. Het zorgt dat scherpe standpunten zacht lijken, omdat ze uitgesproken worden door iemand die visueel afwijkt, maar inhoudelijk volledig in de pas loopt.

Roopram is niet de bron van het probleem. Hij is het product van een medialogica die liever een bruine echo cast dan een Surinaamse stem toelaat die het format kan ontregelen. Dat is het ongemakkelijke punt: niet dat hij bestaat, maar dat redacties hem nodig hebben om het idee van diversiteit overeind te houden zonder werkelijk iets te hoeven veranderen.

Zolang dit het model blijft, zal de vraag niet zijn of Surinamers worden gehoord, maar welke Surinamers bruikbaar genoeg zijn om door te laten. En dan is de onafhankelijkheid van Suriname niet alleen een historisch feit, maar ook een mediale spiegel: wie mag vrij spreken, en wie wordt gekozen om de echo te zijn.

*

 

Gerinio Triebel

 

Gerinio is journalist, dansmaker en socioloog.
Hij schrijft voor onder andere Radar, Red Pers en AT5 over macht, identiteit en consumentenzaken.
Daarnaast maakt hij multidisciplinaire voorstellingen met zijn collectief All Those Creators.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.